Wat verstaan wij onder regeneratieve en biologische teelt [van olijven]?
Dat we geen gebruik maken van bestrijdingsmiddelen, kunstmest of irrigatie. Dat de bodem niet wordt geploegd, maar dat “we maintain a herbaceous ground cover” waardoor regenwater beter wordt vastgehouden en de grond niet wegspoelt. Dat we het terrein beperkt maaien, zodat veldbloemen en kruiden insecten aantrekken, die bijdragen aan de bestuiving van de bomen. Dat we ook selectief maaien: rondom de stammen van de bomen, maar elders in het terrein de kruiden en grassen grotendeels deels ongemoeid gelaten. Als gevolg daarvan breiden tijm, rozemarijn en de wilde lavendel zich gestadig uit. We hebben besloten geen bijenkasten te plaatsen, omdat de honingbijen de wilde bijenpopulatie kunnen verstoren.
Als de bomen na de winter gesnoeid worden, geven we het snoeisel gehakseld aan de bodem terug door het rond de bomen te verspreiden. Snoeiafval wordt dus niet verbrand, waardoor geen CO2 in de lucht komt. Uit onderzoek is bekend dat op deze manier een olijfgaard netto CO2 uit de atmosfeer opneemt. Omdat een omheining ontbreekt hebben de zwijnen en ander wild vrij toegang. Zij laten mest achter en -op zoek naar truffels?- woelen zij de grond rondom de bomen om. Het lijkt alsof de houtsnippers van de snoei de zwijnen hiertoe verleidt. Eénmaal hebben we een truffel gevonden, vermoedelijk omdat die door de zwijnen over het hoofd was gezien. Tenslotte zijn er ons natuurlijk van bewust dat we op hobbymatige wijze telen, dat wij niet van de opbrengst hoeven te leven, maar we hebben wel de ambitie om bij te dragen het de biodiversiteit van het landschap en aan te tonen dat biologische teelt op den duur tot een goede opbrengst kan leiden.